top of page
Briardinfo

VIJFTIG TINTEN FAUVE


Fauve Briards komen in allerlei kleurschakeringen voor, van bijna wit tot diep warm fauve. Omgevingsfactoren, zoals zon, voeding en hormonen, spelen uiteraard ook een rol in deze nuanceverschillen, maar in dit artikel behandelen we de genetische aspecten, althans zover we die nu kennen.





Eumelanine en phaeomelanine
Alle mogelijke vachtkleuren en -patronen van honden worden door twee verschillende pigmenten bepaald; eumelanine en phaeomelanine. Elk van deze twee pigmenten heeft een “standaard” kleur die beïnvloed kan worden door een variatie aan genen. Eumelanine is zwart pigment die door één set genen veranderd kan worden in leverkleur (bruin), of in blauw of isabel door andere genen. Phaeomelanine is rood pigment. De term “rood” dekt daarbij alles van diep rood tot heel licht crème. In tegenstelling tot eumelanine, die in twee verschillende kleuren voorkomt (zwart en lever), komt eumelanine alleen voor als één kleur, die varieert in intensiteit. De meest intense phaeomelanine kleur is het rood van de Ierse Setter. De “standaard” kleur is waarschijnlijk “goud”, waarbij verschillende genen verantwoordelijk zijn voor minder of meer intensiteit. Phaeomelanine wordt alleen in het haar geproduceerd, eumelanine is ook aanwezig in andere gepigmenteerde delen, zoals ogen en neus. Zwarte en grijze Briards tonen dus alleen eumelanine, fauve Briards vertonen een patroon waarin in meerdere of mindere mate ook phaeomelanine zichtbaar is.

I-locus

Hoewel dus al wel bekend was dat alle kleurvariaties van het rode pigment binnen het pallet van de pheaomelanine vallen, is het pas onlangs dat een locatie in het genoom gevonden is voor phaeomelanine-verdunning, de zgn. I-locus. De I staat voor “itensity”, intensiteit. De onderzoekers (Lees HIER het hele onderzoek) hebben in eerste instantie voornamelijk gekeken naar witte honden met extreme verdunning van het pheaomelanine, zoals de Witte Herders, Cotons de Tuléar en Bichons Frisé, maar ook de vachtkleur van honden die in een vachtpatroon phaeomelanine tonen (dus zoals onze fauve Briards), kunnen beïnvloed worden door het I-locus (in het onderzoek is gekeken naar Duitse Herders en Leonbergers). Er is inmiddels een simpele dna-test beschikbaar voor deze enkelvoudig recessieve mutatie via Labogen (let wel: deze test is nog niet gevalideerd voor de Briard!). De uitslag kan dan I/I (rood, oranje, geel), I/i (drager van crème/wit) of i/i (crème/wit) zijn.
Vanzelfsprekend kunnen er nog andere eigenschappen zijn die invloed hebben, maar het ontdekken van deze mutatie is al een belangrijke stap.

D- en G-locus

De genen op het D- en G-locus hebben vooral invloed op het eumelanine. Maar omdat ze in –beperktere- mate ook het phaeomelanine kunnen beïnvloeden, bespreken we deze hier ook.
Het gen voor verdunning (dilute) ligt op de D-locus. Het is recessief, dus d is dilute en D is normaal en om dus dilute te tonen moet de hond d/d als genotype hebben. Een hond met D/d of D/D heeft normaal (niet verdund) pigment. Het dilute gen heeft invloed op eumelanine (zwart en lever), hoewel phaeomelanine (rood) ook lichter kan worden (maar nooit in dezelfde mate als eumelanine). De belangrijkste aanwijzing dat een hond dilute is, is over het algemeen de kleur van de neus. De vacht kan geheel fauve zijn bijvoorbeeld, maar als de hond een blauwe neus heeft, is het genetisch een dilute, blauw-gepigmenteerde hond. Er wordt nogal eens geroepen dat dilute honden minder gezond zijn dan honden met normaal pigment. Dit is een misverstand veroorzaakt doordat in sommige rassen een aandoening bestaat die bekend staat als Colour Dilution Alopecia (CDA). Deze aandoening is echter het resultaat van een foute versie van het d-allel. Niet alle rassen dragen dit foute allel en de meerderheid van dilute-honden zijn gewoon gezond.

Blauwe Doberman Pinscher (A) en black-and-tan Doberman Pinscher (B) Bron: Polymorphisms within the canine MLPH gene are associated with dilute coat color in dogs (Philipp et al.)

De G-locus is nog niet te testen, maar we weten, zover we dat kunnen inschatten, wel hoe deze werkt. De G-locus regelt de progressieve vergrijzing (‘greying”) van donkere pigmenten (eumelanine) van het haar en in beperkte mate soms ook de lichte pigmenten (phaeomelanine). Het greying- gen beïnvloedt niet het pigment van neus en ogen zoals het dilute- gen. Het is progressief (dus de hond wordt b.v. zwart geboren en wordt naar verloop van tijd grijs) en hoeft niet de gehele vacht te beïnvloeden. De G-locus kan zich alleen uiten als het Wh-gen aanwezig is, ook wel het “bearded-gen” genoemd, dat zorgt voor “furnishing”; de langere snuitbeharing zoals we die ook bij de Briard kennen. De Greying factor vererft dominant, dus als beide ouders de kleur waarmee ze geboren zijn behouden, gebeurt er niets met de kleur van de pups.

7 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page