FABELS EN FEITEN
OVER INTEELT EN DE INTEELTCOËFFICIËNT
FABELS
Gezonde dieren hebben geen of maar weinig schadelijke allelen in hun genoom.
Álle dieren hebben mutaties in hun genoom en daarvan kun je geen kennis hebben als deze niet getoond worden (b.v. als het dier slechts één kopie van het schadelijke allel heeft, of de mutatie slechts voor een klein effect zorgt, wat je misschien niet eens opmerkt, of niet als schadelijk herkent. Maar het is de accumulatie van deze kleine effecten die op den duur voor duidelijk schadelijke effecten zorgt; ziekten, gedragsproblemen, inteelt depressie).
“Stamboomdata over 5 generaties is voldoende om een goede inschatting van de ic te maken”.
Je weet nu aan het einde van deze workshop vast wel waarom dit niet klopt.
“Die reu gebruik ik niet, want die is heel erg ingeteeld en dat risico wil ik niet nemen”
Inteelt is niet erfelijk, dus die reu kan prima een lage verwantschap met jouw teef hebben, wat een nest zou opleveren met een lage ic en dus lage kans op gebreken.
“We kunnen een maximale toegestane ic berekenen voor een combinatie waarbij we theoretisch gezonde puppy’s fokken op basis van 5 generaties”.
Was het maar zo simpel! In zijn algemeen wordt gesteld dat zowel voor wilde als gedomesticeerde dieren dat een ic 5% als maximale inteelt voor een individu geldt als zijnde dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn door inteelt. Op populatieniveau is dit 10%. Het gaat hierbij dan wél om percentages berekend over alle generaties. Percentages die bij de meeste hondenrassen niet meer mogelijk zijn.
“Inteeltdepressie komt in mijn lijn niet voor, want ik heb altijd grote nesten”
Bij inteeltdepressie gaat het niet zozeer om individuen of de producten van individuele fokkers, maar gaat het om wat je ziet in de gehele populatie. En daarbij gaat inteeltdepressie ook niet over alleen de grootte van de nesten, want hoe vruchtbaar zijn al die puppy’s? Hoe levenskrachtig? Hoe vatbaar zijn ze voor ziekten? Etc.
“Mijn puppy’s zijn een outcross, want er is geen inteelt in 5 generaties”.
Er is geen vaststaand aantal generaties over wanneer je kunt spreken van outcross binnen een ras. Een outcross binnen een ras is het combineren van twee verschillende lijnen, waarbij een lijn een populatie dieren is van hetzelfde ras, die afgesloten is (van andere dieren/lijnen in de populatie) voor tenminste 5 generaties, maar het kunnen er veel meer zijn, zelfs meer dan 20. Het bereiken van een lijn met bepaalde karakteristieken die duidelijk verschillen van andere lijnen, duurt immers een aantal generaties. (p.s. In het Nederlandse hondenwereldje gebruiken we de term outcross overigens vnl. voor het inkruisen van een onverwante hond van ander ras in een ras ten bate van heterosiseffect).
FEITEN
In de populatiegenetica gaat men ervan uit dat de founders van een ras niet verwant zijn. Founders zijn die honden waaruit alle dieren in de populatie uit zijn voortgekomen.
We kunnen over inteelt spreken als een eigenschap van zowel een individu als een populatie.
Je kunt de ic gebruiken om zowel informatie te krijgen over recente als oud inteelt in de stamboom van een hond. Naast dat je de ic over zoveel mogelijk generaties zou moeten berekenen, blijft het ook goed naar de jonge inteelt te kijken in een 5-generatie stamboom. b.v. omdat de mate van inteeltdepressie groter is voor jonge inteelt dan voor oude inteelt en de kans groter is dat mutaties gevangen zitten in blokken van homozygotie (ROH’s).
Inteelt kan gebruikt worden om de inteelt binnen een populatie te verlagen.
Missende data in een stamboom zorgt voor een te lage inschatting van de ic.
Voor een populatie is de inteelttoename een belangrijker gegeven dan de gegeven inteelt voor een ras an sich. Hierbij is o.a. het aantal fokdieren en de verhouding gebruikte reuen en teven van belang.
Inteelt in een gesloten populatie neemt altijd toe.
Het behouden van rassen is belangrijk voor het behouden van genetische diversiteit in de soort (de hond).