top of page

HET DNA PROFIEL


In Nederland wordt in het nest bij elke puppy DNA afgenomen, waarmee een DNA-profiel wordt opgesteld. Dit individuele profiel is een identificatie-middel. Daarnaast wordt het dna-profiel gebruikt voor ouderschapsverificatie, of er niet , zoals in het verleden nogal eens gebeurde, is gesjoemeld met de ouders. Daarnaast kan het handig zijn bij een dubbeldekking om de juiste vader aan de juiste pup te koppelen. We leggen hier uit wat zo’n dna-profiel inhoudt en hoe ouderschapsverificatie werkt.


Voor het dna-profiel wordt nog vooral gebruik gemaakt van microsateliet-markers (STR’s) op een panel dat is gecertificeerd voor gebruik bij honden door de International Society for Animal Genetics (ISAG). Men gaat nu langzaam over op SNP-markers. Hoe meer markers er gebruikt worden, hoe betrouwbaarder de resultaten.


Er wordt voor de afname van het dna een absorberende swab langs de binnenkant van de wang gehaald, waardoor wat cellen worden verzameld. Uit dit monster wordt in een laboratorium het DNA geabstraheerd waarna men de microsatelieten identificeert doormiddel van elektroforese. De resultaten worden dan samengevat in een profiel welke specifiek is voor de individuele hond.


Hieronder zie je een DNA-profiel zoals deze door de Raad van Beheer wordt uitgegeven aan de eigenaren. Dit is een zogenaamd ISAG-2006 profiel welke bestaat uit minimaal 18 en maximaal 22 markers. Certificaten van verschillende kennelclubs kunnen variëren, maar ze laten allemaal de naam voor de gebruikte markers zien (de locusnaam). In dit voorbeeld, worden de allelen weergegeven door nummers. Onthoud dat b.v. allel 149 voor een bepaalde marker verschilt van een allel met ditzelfde identificatienummer van een andere marker.



Je ziet dat voor sommige loci de hond homozygoot is: b.v. AHT121 96/96; de hond heeft voor deze loci zowel van moeder als van vader hetzelfde allel (96) geërfd. Maar de meeste zijn heterozygoot., b.v. AHT 137 147/149 waarbij de hond allel 147 van de ene ouder heeft geërfd en allel 149 van de andere ouder. Geen enkele andere hond zou dezelfde combinatie van microsateliet allelen moeten hebben.


Omdat de microsatelieten voor elke hond verschillend zouden moeten zijn, kunnen ze ook gebruikt worden voor ouderschapsverificatie. We leggen dit uit aan de hand van het volgende voorbeeld.

Hier zie je het profiel van een pup en de profielen van twee mogelijke ouderdieren.




We kunnen nu om het gemakkelijker voor onszelf te maken even een tabel maken:


Het genotype van de puppy bestaat dus uit een allel van vader geërfd, het andere allel van moeder. De potentiële ouder in de tabel geeft dus één allel door aan de puppy. Als we de genotypes gaan vergelijken, zien we dat op locus AHTK211 en CXX279 ouderdier 1 andere allelen heeft dan de puppy, en daardoor kunnen we ouder 1 uitsluiten als ouder van de pup. De pup had immers anders allel 95 moeten tonen of AHTK211 en op CXX279 116 of 224. Ouder 2 kunnen we niet uitsluiten als ouder en is daarmee hoogstwaarschijnlijk het ouderdier van de puppy.



12 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page